Noodlokalenkind
avatar

Noodlokalen Ehv

De jaren ’60 in Eindhoven…

Het noordelijke stadsdeel groeit als kool. De doorzonwoningen met de al te grote ramen staan in eindeloze rijen aan de lange, rechte wegen. Tussen de lange wegen bevinden zich kruip-door-sluip-door-semi-hofjes rond een vierkant pleintje met in het midden het summum van de nieuwbouwbuurt, het speeltuintje.

In deze wijken woonde ik. Ik liep er naar school en fietste heen en weer naar vriendinnen die elders in deze nieuwbouwnegorij woonden. De wijken groeiden harder dan de voorzieningen. Bijna mijn hele schoolloopbaan in Eindhoven versleet ik in noodlokalen.

Kleuterschool

Op de kleuterschool woonden we nog niet in het noordelijke groeistadsdeel. Ik ging naar een rietgedekte kleuterschool in het zuidelijkste deel van de stad. De vriendelijke uitstraling van de school stond diametraal haaks op de snibbigste kleuterjuf ter aarde: juffrouw Andrea. Juffrouw Andrea had geen achternaam en ze was strenger dan de kerken uit de boeken van Jan Siebelink.

Mijn enige en levendige herinnering aan de kleuterschool is dat we op dinsdagmiddag theevisite hadden en dat je dan mevrouw, mijnheer of de dienstbode kon zijn. De dienstbode heette ook wel ‘het meisje’. Die rollen waren felbegeerd. Ik was zegge en schrijven eenmaal in twee lange, lange jaren meisje en tot mevrouw heb ik het nooit gebracht. Juffrouw Andrea had lievelingetjes en ik was dat niet. Voor die ene keer ‘meisje’ heeft mijn moeder nog moeten bemiddelen anders was ik mijn kleutercarrière geëindigd zonder theevisiterol.

Philipsschool

De volgende schoolstap bracht mij in de eerste klas van juffrouw Drukker op de Lagere Philipsschool die naast die schattige kleuterschool stond.

Juffrouw Drukker vond het heel belangrijk dat je manieren leerde en daar kon je, zo moet ze hebben gedacht, niet vroeg genoeg aan beginnen. Als je moest plassen, mocht je niet vragen: ‘juffrouw, mag ik plassen?’, als je dat zei, zei juffrouw Drukker keihard ‘neen’. Hetzelfde gold voor de timide gestelde vraag: ‘Juffrouw, mag ik drukken?’. Het Bargoense poepen was nog geen gemeengoed in die tijd. Je ging óf drukken, óf een hoopje maken. Het duurde even voor ik het doorhad, maar juffrouw Drukker hechtte er enorm aan dat je niet in je vraag vermeldde wát je ging doen op de wc. Pas als de vraag ‘juffrouw Drukker, mag ik naar de wc?’ luidde, kreeg je haar genadige toestemming.

Na de eerste klas kregen wij juffrouw Drukker ook in de tweede klas, Dat was niet fijn, want we zaten in een combinatie 1/2 klas. Juffrouw Drukker gaf de tweedeklassers een taak die ze op het bord schreef en ging zich vervolgens de hele ochtend en middag bezig houden met de eersteklassers.

In de tweede zat achter mij de blonde tweeling Hans en Henk en tussen hen in zat de fel roodharige Roel. Roel droeg alle dagen een Oostenrijkse leren Knickerbocker.

Op zekere dag vroeg Roel: ‘Juffrouw Drukker, mag ik plassen?’

‘Nee Roel, dat mag je niet.’

Even later klonk het achter me: ‘juffrouw Drukker ik moet echt heel nodig plassen, mag ik gaan?’

‘Nee Roel, dat mag je niet.’

Hans en Henk begonnen zich ermee te bemoeien: ‘Juffrouw Drukker, hij moet echt heel nodig. Hij wil alleen maar plassen… ‘

Juffrouw Drukker liep naar het midden van ons deel van de klas, ging daar staan met beide handen in haar zij en sprak: ‘Kinderen, jullie zijn tweedeklassers, jullie weten toch onderhand wel hóe je moet vragen of je naar het toilet mag!’

Even later klonk achter mij een hartgrondig: ‘gadverdamme, hij plast in zijn broek’. Eigenlijk werd niet dat gezegd maar werd in plat Eindhovens uitgeroepen: ‘Gadvergielekes, hij zeikt-ut in zunne box’. Onder de tafeltjes van Hans, Roel en Henk vormde zich een plas die snel groter en groter werd. Ik moest mijn benen omhoog houden. Het rook niet fris. Roel huilde. Juffrouw Drukker kreeg een zenuwinzinking en gilde hysterisch. Hans en Henk zagen de lol ervan en banjerden op blote voeten door de flinke plas en schaterden het uit.

Vlak daarna verhuisden we in de Herfstvakantie naar het noorden. Ik was verlost van juffrouw Drukker en van de steeds nadrukkelijker geur van de broek van Roel.

Noodlokalen

In de nieuwe wijk kwam ik na de vakantie in de tweede klas bij mijnheer Ceelen. Mijnheer Ceelen was hoofd van een nieuwe lagere school. Het was een bijzondere school. De school was niet katholiek en niet protestant. De school was niks en hij heette Nutsschool. Hij stond ver van ons huis. In onze buurt waren alleen katholieke of protestante scholen en daar wilden mijn vader en moeder mij en mijn zusje niet naartoe sturen. Vele jaren later hadden we een Amerikaanse collega van mijn vader te logeren die bij een wandeling langs onze school liep. Hij vond het meer dan bijzonder dat in er Nederland scholen zijn voor Nuts.

De Nutsschool van mijnheer Ceelen had drie klassen. Deze drie klassen zaten in een gebouwtje dat bestond uit twee noodlokalen. De eerste en tweede klas zaten in de echte klaslokalen en de derde klas zat in de gang ertussen. Zo is het alle jaren gebleven. In noodlokalen kun je vooral heel veel kinderen herbergen.

Mijnheer Ceelen kon  goed voorlezen, de voorleesuren waren heerlijk. Eerst liet hij een paar kinderen voorlezen, wat meestal een gaperige toestand werd want het leesniveau van de kinderen verschilde onderling nogal. Na een kind of vijf nam hij het over en las dan tot de bel ging. Ademloos verdween ik in het zielige verhaal over Kruimeltje. Zijn stem kan ik nu nog voor de geest halen, zo prettig was die. Mijnheer Ceelen was een fijne meester.

De openbare school

In de derde kwam ik terecht bij mijnheer Roos. Mijnheer Roos was rossig van uiterlijk en was heetgebakerd van temperament. Hij hield er een paar lievelingetjes op na. Dit kleine aantal kinderen kon geen kwaad doen bij hem. De meeste kinderen vond hij onuitstaanbaar. Als er iets gebeurde wat hem niet zinde mepte hij erop los. Jongens kregen klappen in hun gezicht en meisjes trok hij keihard aan hun haar. Vooral vlechten en paardenstaarten moest hij hebben. Hij kon zo hard trekken dat het kind in kwestie met het hoofd in de nek achterover werd getrokken en half van haar stoel werd getrokken. Mijnheer Roos viel altijd van achteren aan.

Ik had pech. Ik was een van de lievelingetjes van mijnheer Roos. Ik gruwde van hem.

Mijnheer Roos zou een zelfstandige openbare school starten in onze eigen wijk. Mijn zusje en ik zouden daarnaar toe gaan. Ik wilde niet. Mijn vader en moeder lieten ons op de Nutsschool.

basisschoolDe vierde

In de vierde klas kwam ik bij mijnheer Van Pagée. Mijnheer Van Pagée was zoals mijnheer Ceelen, maar dan een piepjonge versie. Hij tekende fantastisch en hield van ons. Hij lachte veel en stuurde bijna nooit iemand eruit. Nou ja, behalve Franklin. Die ging bijna dagelijks de gang op, maar dat begrepen we wel. Iedereen werd tureluurs van Franklin, zo druk en beweeglijk als die jongen was. Als er iemand moest vallen, of als er iemand een gebroken been moest oplopen, altijd was het Franklin. Dat wist iedereen.

De vierde klas was voor mij zoals een vierde klas moet zijn. Mijn klas zat zelfs niet meer in een noodlokaal, we waren gepromoveerd naar het nagelnieuwe hoofdgebouw. We hadden voor het eerst handenarbeid in een aparte handenarbeidklas. Wat ik gemeen vond, en dat besef kwam al eerder maar werd steeds duidelijker naarmate ik ouder werd, was dat de klas gesplitst werd met handenarbeid. Als de jongens handenarbeid hadden, kregen de meisjes handwerken. Maar als de meisjes handenarbeid hadden, mochten de jongens voetballen op het speelplein. Zo gemeen. Zo oneerlijk.

Het hele concept van handwerken is mij ontgaan. Haken kreeg ik niet onder de knie, mijn borduursels konden linea recta de vuilnisbak in en breien lukte in zoverre dat de babysokjes die ik breide, te groot waren voor mijn eigen voeten. Een baby kon het als badcape gebruiken, mijn babysokje. Ook heb ik een smokjurkje gemaakt, alweer voor een baby. Tegen de tijd dat het af was, was smokken geheel uit de babymode. Bovendien had ik het zo strak gemaakt, ik was bang voor een nieuw babysok fiasco, dat zelfs een couveusekindje er niet in kon. Uiteindelijk gebruikte ik het smokjurkje als gordijn in het door mijzelf gebouwde huis voor Skipper. (Skipper was het platte zusje van Barbie, mijn moeder vond de wulpse vormen van Barbie destijds niet geschikt voor een kind van mijn leeftijd.)

De vijfde

In de vijfde bij mijnheer Visser kwam mijn klas opnieuw terecht in een noodlokaal. Opnieuw zaten we in een gebouwtje met twee lokalen en een hal ertussen. In het andere lokaal zat juffrouw Wulp met haar derde klas. Mijnheer Visser en juffrouw Wulp waren beide getrouwd, maar niet met elkaar. Dat verhinderde niet dat ze elkaar opzochten zodra het maar kon. Als het lesprogramma het ook maar even toeliet moest onze klas naar het lokaal van juffrouw Wulp en dan kregen we gezamenlijk les, als vijfde en derde klas, wat niet alleen onlogisch klinkt, maar dat ook was.

Ik heb niet het idee dat de vijfde mij enige stap voorwaarts heeft gebracht in mijn schoolse leven. Mijnheer Visser was vast heel charmant voor juffrouw Wulp, in zijn leerlingen en het lesprogramma was hij totaal niet geïnteresseerd.

De zesde

In de zesde kregen we mijnheer Klaver. Wij bleven in ons noodlokaal zitten en mijnheer Visser verhuisde met zijn nieuwe vijfde klas naar het oude lokaal van juffrouw Wulp. Mijnheer Ceelen had als schooldirecteur wat klachten gekregen van ouders over de al te vriendschappelijke relatie tussen juffrouw Wulp en mijnheer Visser. Juffrouw Wulp vertrok naar de school van mijnheer Roos, die kon zeker nog een leuke juf gebruiken voor de derde klas.

Mijnheer Klaver kwam vers uit de Randstad. Hij had geen hoge pet op van het onderwijs in Brabant en al helemaal niet van dat in Eindhoven. Als enige onderwijzer van de school liep hij rond in driedelig donkerblauw kostuum en hij noemde ons niet bij onze voornamen maar bij de achternaam. Wij vonden hem ronduit vreemd.

Hij maakte graag en vaak cynische grappen over het lagere schoolonderwijs in Eindhoven, vooral de vele Philipsscholen in de stad moesten het ontgelden: ‘Wat leren kinderen op een Philipsschool? Juist ja, onthoud dat goed, ze leren gloeilampen indraaien en verder leren ze daar niks. En wat kun je later worden als je heel goed gloeilampen in kunt draaien? Beste kinderen, dan kun je helemaal niks worden. Horen jullie dat? Helemaal niks! En nu weer aan het werk. Ik moet hier in een jaar goedmaken wat de rest heeft laten liggen. Hebben jullie eigenlijk wel les gehad de afgelopen vijf jaren?’

Mijnheer Klaver was ontzettend streng en mopperde voortdurend op de school, op iedereen die ons les had gegeven en riep iedere keer dat hij terug ging naar waar hij vandaan kwam. Wat hij niet deed want wij kwamen hem nog vele jaren daarna tegen in het nagelnieuwe winkelcentrum.

Vlak voor het einde van de zesde kregen we als eerste klas op deze Nutsschool, een Cito-toets en een psychologisch onderzoek om te bepalen voor wat voor vervolgonderwijs we in aanmerking kwamen. We waren ondertussen in 1970 beland en dat was voor die tijd enorm vooruitstrevend. Onze Nutsschool was een hypermoderne school.

Uit de Cito-toets kwam dat ik qua intelligentie naar Havo/Vwo kon, maar de psychologische test wees uit dat dit beslist geen haalbare kaart was, mijn interesseniveau lag op BLO-niveau (Bijzonder Lager Onderwijs). Ik had op alle vragen ‘nee’ geantwoord, doodsbang als ik was dat als ik ‘afwassen, boodschappen doen, mijn moeder helpen’, leuk zou vinden, ik linea recta naar de Huishoudschool zou moeten. Ik vond dat allemaal niks. Lezen deed ik ook al niet want bij alle soorten boeken die je graag kon lezen, stond ‘Arendsoog’ helaas niet. Aan het eind van de zesde las ik alleen maar Arendsoogboeken. Gemiddeld twee per week.

De middelbare en de moraal

De middelbare school die net startte in het jaar dat ik in de brugklas terecht kwam, bestond opnieuw geheel uit noodlokalen. Halverwege het laatste jaar werd de nieuwbouw opgeleverd. Het was ronduit jammer om de vertrouwde lange gangen in de vorm van een grote E te verlaten voor een gebouw waarin je verdiepingen en dus ook trappen had.

Mijn hele schooltijd zat ik zegge en schrijven twee jaar niet in een noodlokaal. Ik heb daar niets aan overgehouden, behalve een hartgrondige hekel aan nieuwbouwwijken.

basisschool

25 januari 2014


Reacties

Noodlokalenkind — 6 reacties

  1. Wat schrijf je toch leuk Rita en wat weet je dat allemaal nog goed! Ik heb maar schimmige herinneringen tot aan het einde van mijn lagere schooltijd. Maar wel vergelijkbare nieuwbouwscholen, waar in mijn herinnering de lokalen inderdaad rond een gigantische hal waren gegroepeerd. En je ging verplicht naar de dichtstbijzijnde school en de juiste richting (in ons geval ook openbaar). Wij woonden trouwens in een wijk met louter Unilever employees, ook curieus. Wel gezellig want iedereen kende iedereen en de vaders poolden naar kantoor, zodat de moeders ook eens een auto tot de beschikking hadden. Kijk, er komt toch nog wat boven!

  2. herkenbaar voor mij … ook ik had veel met noodlokalen te maken. herken jouw eerste foto dan ook helemaal en ook de geur van dat hout!

  3. Jeetje Riet (Wij als niet gelovigen mogen dit zeggen); het is weer een feest van herkenning; zelfs sommige leraren die ik ook heb gehad zoals mijnheer Klaver met de gevleugelde uitspraak: “waarom rijdt jouw vader die ingenieur is in een simpel Opel kadetje?”!
    Ik geniet van je prachtige verhalen en herinneringen.
    With love sis.

  4. ha Riet
    We hebben het nooit gedeeld maar nu dan toch wel: Ik heb om in de klas gezeten bij jufrouw Wulp, mijnheer Ceelen (en ook bij zijn zoon Gerard Ceelen) en bij de heer Visser aan wie ik nog wel goede herinneringen bewaar maar kennelijk is dit leerling en klas gebonden. Heel leuk stukje waarin het noodlokaal een centrale rol vervult en wees maar blij dat je niet zo aan die Arendsoogboeken bent toegekomen. De schijver bleek later een fanatieke katholiek te zijn. Arendsoog en Witte Veder als gezanten van de Paus.

    groets Dolf

  5. hoi die rita,
    plotsklaps las ik je scholen artikel over dhr visser en dhr klaver en verder de andere noodlokalen van het gsw henegouwenlaan…………..echt lang geleden , maar ik zat ook in jouw klas, voor mij was de lagere school een treurige tijd omdat mijn moeder goed ziek was en later is overleden…misschien herken je mij nog wel, ik was vroeger vrij dik, ken nog wel enkele namen , nanny, franklin nijs, ineke mikkers, mario van bree, maar het is al heel lang geleden …. groetjes karin anne van staveren .. migchels.

    • Hoi Karin Anne,
      Jazeker herinner ik me jou nog. Verdrietig dat het een moeilijke tijd voor je was.
      Wat bijzonder dat je op mijn blog terecht bent gekomen. Ik mail je.
      Hgrt, Rita

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

Maak de som af om je reactie te plaatsen * Time limit is exhausted. Please reload CAPTCHA.