12
In de klas zit een kind. Het is een kleuter. De klas is vol kleuters. Ze zijn beweeglijk en rennen kabaal makend rond. Het kind zit op zijn stoeltje. Hij kijkt naar de grond. Zijn stoeltje staat naast de grote … Lees verder
In de klas zit een kind. Het is een kleuter. De klas is vol kleuters. Ze zijn beweeglijk en rennen kabaal makend rond. Het kind zit op zijn stoeltje. Hij kijkt naar de grond. Zijn stoeltje staat naast de grote … Lees verder