Vloedlijn
Ik loop langs de vloedlijn, met blote voeten en opgestroopte broek. In iedere hand heb ik een schoen, bij iedere stap zwaaien ze langs mijn benen. De afdrukken van mijn voeten worden gewist door het wegtrekkende water dat donkergrijs is en heen en weer rolt.
De dag is grijs en somber, maar koud is het niet. Er staat weinig wind. Ik houd van het water dat mijn voeten steeds een beetje vasthoudt en toch ook niet. Met blote voeten lopen is nergens anders zo fijn.
Zonnestraal
De zon breekt ineens door het wolkendek , een paar zonnestralen schieten omlaag tot voor me op de grond. Ik ben verbaasd, had hier en op deze dag de zon niet verwacht.
Hoog in de lucht, in de verte, zie ik dat er iets van een van de zonnestralen afglijdt.
Als het dichterbij komt, lijkt een levend wezen naar beneden te glijden, dat groter wordt naarmate het dichterbij komt.
Plotseling verandert het wezen in een mens van vlees en bloed en loopt er iemand naast me. Ik kan niet zien of het een man of een vrouw is. Diens aanwezigheid voelt vertrouwd en toch weet ik zeker dat ik deze persoon nog nooit eerder tegenkwam. Ik kijk de persoon naast me niet aan en loop in hetzelfde tempo door. We proberen het ritme van de stappen gelijk op te laten lopen, wat aanvankelijk nog niet meevalt.
We praten niet en lopen zwijgend samen verder. Na verloop van tijd neem ik mijn beide schoenen in een hand en als vanzelf pakt de vrije hand de hand van de persoon naast me.
Niet van drieën een
‘Wat kom je doen?’, vraag ik.
‘Ik kom je onvoorwaardelijkheid brengen, en gekte, en pijn’.
Ik ben niet eens verrast.
‘Weet je wel tegen wie je dat zegt?’, vraag ik, denkend aan het goede en het kwade dat op mijn pad kwam, ‘ik heb meer dan voldoende gekte gehad, om van de pijn daarover en over andere dingen nog maar te zwijgen. Alleen die onvoorwaardelijkheid zie ik zitten, de rest mag je houden’.
‘Het is niet van drieën een. Het is deze drie tegelijk of niets van alledrie. Ik kan ze niet afzonderlijk in de uitverkoop doen, daarvoor is de totale waarde te groot’.
‘Wie ben jij eigenlijk, dat je me dit komt aanbieden, net terwijl ik zo fijn langs de vloedlijn liep en in vrede was met iedereen en alles en vooral ook met mezelf?’, vraag ik aan de onbekende die vreemd bekend is tegelijkertijd.
‘Dat hoef ik je niet te vertellen, je wéet wie ik ben en wat ik kom doen’, is het simpele maar onbegrijpelijke antwoord, ‘niet kiezen is altijd verliezen’.
Ik vraag niet door en geef geen antwoord. De persoon naast me lost als vanzelf op in het niets.
Zon en schaduw
Als ik terug ben in het dorp valt een zin mijn bewustzijn binnen. Het is een ultrakort gedicht van Justine Borkes en het is meer dan 30 jaar oud.
met de zon
verandert de
schaduw
‘Hoe waar is dit gebleken’, denk ik en denk aan alles waar mijn hart zich voor opende, waarbij iedere keer ook de keerzijde van het goede mijn hart binnenkwam. Misschien horen onvoorwaardelijkheid, gekte en pijn bij elkaar en bestaat rijkdom uit het omarmen van dit drietal.
Bij het wakker worden, is mijn droom nog haarscherp. Zo scherp dat ik hem woord voor woord en beeld voor beeld kan reproduceren.
4 mei 2013
Mooi!
Charles
Tjonge, wat heb je dat weer bijzonder mooi opgeschreven.
Erg mooi Rita!
Trots!
Wat leuk dat je een gedicht van mij zo mooi opneemt! Het zijn echter drie regels:
met de zon
verandert de
schaduw
Met hele hartelijke groet!
Justine Borkes
PS: het is het laatste gedicht uit de bundel ‘liefde kan samengaan’!
Wat enorm leuk dat jij reageert Justine! Ik pas het aan in de tekst.
De bundel heb ik ooit cadeau gegeven, dit gedichtje eruit is me altijd bijgebleven.