Een gynaeco-logisch verhaal
Dag 1 – de kennismaking
Ik lig in het ziekenhuis met een dubbelzijdige eileiderontsteking. Met zoiets lig je op de afdeling gynaecologie.
De zaal waar ik lig heeft zes bedden, vijf daarvan zijn bezet. Ik lig aan de raamkant, in de twee bedden naast mij liggen vrouwen van middelbare leeftijd die wachten op een curettage. Ze hebben allebei een permanentje. Ik geef ze in mijn hoofd de namen Permanentje1 en Permanentje2. In het bed aan de andere kant van de zaal, vlakbij de deur, ligt een dikke vrouw van ongeveer dezelfde leeftijd als mijn buurvrouwen. Ze praat plat Nijmeegs en vertelt direct dat ze in het Waterkwartier woont. Ik noem haar in mijn hoofd Nijmeegs Kwartiertje. Het bed naast haar is leeg. Daarnaast ligt een jonge vrouw. Zij ligt ook aan het raam, net als ik.
‘Waarom lig jij hier?’, vraag ik haar.
‘Mijn amandelen moeten eruit.’
‘En dan leggen ze je op de afdeling gynaecologie?’
‘Chirurgie zat vol.’
De Permanentjes vragen mij waarom ik er lig.
‘Dubbelzijdige eileiderontsteking door een spiraaltje. Ik hoef alleen maar te liggen en moet aan de antibiotica.’
Er komt een verpleegster binnen, de Permanentjes naast mij krijgen ieder een pil: ‘Je krijgt een droge keel van die pil, dat is ter voorbereiding op jullie operatie.’
Aan het eind van de eerste dag komt een grote, stevige vrouw van middelbare leeftijd binnen. Ze legt haar spullen op het bed en gaat zich pontificaal staan omkleden. Als ze haar nachtjapon aan heeft gaat ze op het bed zitten en zegt luidop tegen niemand in het bijzonder: ‘Morgen krijg ik een curettage.’
Dat weten we dan ook weer. De Permanentjes liggen er stilletjes bij. Die weten inmiddels wat een curettage inhoudt.
Ik verbaas me erover dat de nieuwe kamergenoot haar nachtjapon aan heeft gedaan. Ze mankeert toch nog niks?
Nog verbaasder ben ik als ze uit het niets begint te praten: ‘Mijn man moet iedere dag.’
Nijmeegs Kwartiertje naast haar reageert: ‘Pardon?’
‘Bij ons is het iedere dag feest. Nou ja, bij mijn man dan toch zeker.’
Nijmeegs Kwartiertje: ‘Echt waar? Iedere dag?’
‘Ja, er gaat geen dag voorbij zonder je-weet-wel. Winter en zomer. Altijd en overal.’
‘Maar toch zeker niet als je je dagen hebt?’
Voordat ik begrijp welke dagen worden bedoeld, klinkt het antwoord al: ‘Jazeker, ook als ik mijn dagen heb. Bij mijn man is het altijd feest. Van mij hoeft het niet hoor. Ik vraag er niet om.’
Er begint mij wat te dagen welke dagen worden bedoeld.
‘Ik ben blij dat ik in het ziekenhuis lig, dan heb ik even rust.’
In mijn hoofd luistert de grote, stevige vrouw voortaan naar de naam Feestbeest.
‘Tjonge, jonge, iedere dag van dattum. En hoe lang duurt dat al?’
‘We zijn over twee weken 25 jaar getrouwd.’
Als het bezoekuur start is het leuk te raden wie voor wie komt. De Permanentjes hebben kale mannen, Het Nijmeegs Kwartiertje schuin tegenover heeft een even dikke man. Dan komt een kleine en tamelijk magere man binnen. Hij loopt rechtstreeks naar het Feestbeest en geeft haar een kus.
Ik kijk en geloof mijn ogen niet. Zou dit iele mannetje…
Na het bezoekuur gaat Feestbeest door: ‘Wij hebben een juwelierszaak, in de binnenstad’.
Mijn buurvrouw, Permanentje1, is weer bij haar positieven en bemoeit zich er ook mee: ‘Een juwelier zeg je? Hoe heet de winkel dan?’
‘Waterdrinker. Mijn man is een Brit.’
Feestbeest staat op en gaat weg om een sigaret te roken.
Ze is nog niet weg of de Permanentjes en Nijmeegs Kwartiertje roepen collectief vanuit hun bed: ‘Waterdrinker? Dat is toch geen Engelse naam? Toch? Ik geloof haar niet, jij?’
Permanentje1: ‘Ze verzint het allemaal.’
Permanentje2: ‘Hij moet iedere dag.’
Nijmeegs Kwartiertje: ‘Dat geloof je toch niet.’
Permanentje1: ‘Waterdrinker, een Engelsman. Wat een fantast.’
‘Waterdrinker kan anders best Engels zijn’, zeg ik.
Nijmeegs Kwartiertje: ‘Och kijk, Spuit Elf zegt ook iets.’
Permanentje1 naast mij: ‘Ik geloof er niks van. Niet van die naam en niet dat het alle dagen feest is. 25 jaar! Dat houdt geen mens vol. En hoe zorgt ze ervoor dat er geen kinderen van komen?’
Als Feestbeest terugkomt, wordt ze met deze vraag geconfronteerd: ‘Zeg eens, hoe zorg je ervoor dat er niet meer kinderen komen?’
‘Ik heb stiekem een spiraaltje. Mijn man weet daar niets van.’
Dag 2 – over onze zaakjes
De volgende dag wordt Feestbeest gecuretteerd, ze heeft net als de andere twee vrouwen van tevoren een pil gekregen om haar keel droog te maken.
Ze is nog maar net met bed en al teruggereden op de zaal als ze weer begint te praten over haar man. De man waarvan we inmiddels collectief weten dat hij iedere dag moet en niet groter is dan een flinke tuinkabouter.
‘Mijn man heeft één dag overgeslagen in ons hele huwelijk.’
‘O ja, en was daar een speciale reden voor?’
‘Er was die dag een roofoverval in zijn zaak. Weet je, juweliers zijn vaak aan de beurt. Zijn hoofd stond er ’s avonds niet naar. Ik heb het nog nooit tegen iemand gezegd, maar ik ben die criminelen nog dankbaar. Eindelijk een keer een dag rust.’
Halverwege de dag krijgt de jonge vrouw ook een pil voordat ze wordt geopereerd aan haar amandelen.
‘Waar is dat voor?’, vraagt ze aan de verpleegster.
Ik kan het niet nalaten en brul door de zaal: ‘Daar krijg je een droge kut van.’ Ik stik van plezier. Niets zo leuk als mijn eigen humor.
Als de jonge vrouw weg is, vraagt Permanentje2 aan Nijmeegs Kwartiertje die aan de overkant op haar bed zit: ‘Waarom ben jij hier eigenlijk?’
‘Ze hebben mijn hele zaakje weggehaald.’
‘Echt waar, je hele zaakje?’
‘Ja, alles. Er zit niks meer.’
‘Tsjongejonge, je hele zaakje weg. Dat doet toch zeker wel pijn.’
‘Ik sta stijf van de pijnstillers.’
‘En nu, hoe ziet het er nu uit? Zit er nou een groot gat in je buik?’
Feestbeest bemoeit zich er ook tegenaan: ‘Een groot gat in je buik. Dan is het zeker uit met de pret voor je man?’
We zien het plan in haar hoofd al razendsnel tot rijping komen.
Nijmeegs Kwartiertje: ‘Nou, de arts zegt dat het straks weer allemaal kan. Het zal mij benieuwen.’
Feestbeest haalt haar schouders op, staat moeizaam op en verlaat de zaal om een sigaretje te gaan roken.
Dag 3 – hoe het staat met de samenleving
Op dag drie worden we aan het eind van de dag opgeschrikt door de zaalarts die zijn ronde langs onze bedden maakt. Sneller dan het weerlicht racet hij langs de bedden. Hij is alweer bijna buiten de zaal als Permanentje1 bedeesd aan hem vraagt: ‘Dokter, uhm…, uhm…, mag ik u iets vragen?’
De arts draait zich om en zegt tamelijk luid tegen niemand in het bijzonder: ‘U had nog een vraag?’
‘Ja, uhm…, uhm…, dokter… uhm…, hoe zit het met de samenleving?’
Met de samenleving, denk ik? Mens, lees een krant in plaats van de Story, dan weet je hoe het ervoor staat met de samenleving.
Tot mijn verrassing antwoordt de gynaecoloog terwijl hij twee passen terugzet de zaal in met de woorden: ‘Beste dames, drie weken niet.’
Huh?
Pas na enige seconden begin ik te begrijpen welke samenleving hier wordt bedoeld.
Feestbeest roept als de arts de zaal definitief heeft verlaten: ‘Dan zeg ik tegen mijn man zes weken!’
Ik rol bijna van mijn bed van het lachen.
23 maart 2014
Lees over ongeveer hetzelfde onderwerp ook: De fase van de horrorseks en Braaf is relatief – Vrouwenpraat in zeven sekslessen.
ja, dat zijn mooie gesprekken, nog meer graag, liefs en groet aan de samenleving!
sterkte en gezond weer op dat ene been 😀
Vrouwen hebben meer humor (zelfspot) dan mannen volgens mij.
hoi rita,
leuk geschreven, met je eigen humor, ik zag het helemaal voor me, de ziekenzaal, de bedden enz ….levendig, kwam het over, onder alle ellende en pillen die ze moesten slikken, toch de levensdrang na de samenleving, na herstel…. grtjs karin