Een verhaal
Voorbereiding
Dinsdag 18 januari
’s Avonds om half acht begint in het UMC in een collegezaal een verplichte voorlichting voor iedereen die binnenkort een IVF-behandeling gaat starten. Als ik aan het donker van de zaal gewend ben, zie ik dat de hele zaal vol zit. Ongelofelijk. Soms voel ik me zielig, sneu en overgeslagen als ik, ondanks al onze pogingen, iedere maand opnieuw ongesteld word. Maar hier zitten, geloof het of niet, bijna driehonderd mensen. Die tobben klaarblijkelijk allemaal met hetzelfde als wij. Ik voel me ineens minder alleen met mijn probleem.
Na een kwartiertje komt de-man-over-wie-ik-niet-schrijf binnen en schuift naast me op de trap. Hij geeft me een zoen en fluistert in mijn oor: ‘Ongelofelijk wat een bende mensen, ik dacht dat we maximaal met twintig man zouden zijn.’
Ik vermoed dat iedereen in de zaal troost put uit de hoeveelheid lotgenoten die hier aanwezig zijn.
De medische voorlichting is het belangrijkste vanavond. Na de pauze is er gelegenheid tot het stellen van vragen. De meeste vragen gaan over slagingskansen.
Wij hebben, door zwak zaad, 70 procent kans op het ontstaan van embryo’s. Daarna is er 30 procent kans op een zwangerschap. Als er een zwangerschap is ontstaan, is de kans op een miskraam gedurende de eerste twaalf zwangerschapsweken ongeveer 30 procent. Er is een vijfde kans op een baby. Per behandeling is de kans ongeveer vier procent op een tweeling. Soms maken wij grapjes en zeggen tegen elkaar dat we ‘voor de tweeling gaan’.
Donderdag 27 januari
Vandaag is onze trouwdag. We waren helemaal nooit van plan om te trouwen maar omdat we ons hebben ingeschreven voor adoptie van een buitenlands kind, moeten we wel. De Nederlandse adoptiewet schrijft dit voor.
Om half negen staan we met een klein clubje familie en vrienden in het mooie en oeroude stadhuis van Utrecht. Na afloop drinken we champagne, eten een gebakje en houdt mijn zus als ‘ceremooinietmeester’ een lieve toespraak. Het is onverwacht een leuk feestje zomaar op deze vroege en winterse donderdagochtend.
’s Middags hebben we een afspraak met de arts die ons tot nu toe heeft begeleid. We krijgen uitleg over het medicijnschema en ontvangen de recepten voor alle hormonen en injectienaalden. We krijgen een brief mee voor de verzekeraar waarin de woorden ‘mannelijke subfertiliteit’ en ‘drie jaar ongewilde kinderloosheid’ vallen. Ook worden eerdere mislukte inseminatiepogingen beschreven, met en zonder extra hormonen. Het mocht allemaal niet baten. Iedereen om mij heen raakt zwanger, maar bij mij gebeurt helemaal niks.
’s Avonds vertrekken we naar Bronkhorst, een piepklein stadje in het oosten van Gelderland. Van mijn vader en moeder kregen we als huwelijksgeschenk een verrassingsdiner plus overnachting. We genieten van een heerlijk maal, lekkere wijn en van elkaars gezelschap. Ik voel me gelukkig.
Maandag 31 januari
De medicijnen zijn opgehaald. Ik schrik van de hoeveelheid; het is een hele plastic tas vol. Ik baal ervan dat al die troep mijn lijf in moet.
Ik herinner me dat ik een documentaire over IVF op TV zag. ‘Dat nooit’, heb ik toen gedacht. Het leek me allemaal veel te kunstmatig en onnatuurlijk. Nu start ik er toch mee.
Hoop is een ijzersterke drijfveer.
Hormoonstimulatie
Woensdag 2 februari
Vandaag is het de 21e dag van mijn cyclus. Volgens het medicijnschema moet ik starten met een hormoon dat mijn eigen hypofyse stillegt. Dat is nodig om te voorkomen dat er een spontane ovulatie optreedt; dat zou zonde zijn van alle moeite om meerdere eicellen te kweken.
De-man-over-wie-ik-niet-schrijf heeft geleerd hoe hij mij moet injecteren. We noemen dit spottend ‘onze SM-relatie’.
We puzzelen een tijdje voor we snappen hoe de vloeistof in de injectienaald te krijgen. Uiteindelijk lukt het. De injectie is bijna pijnloos. De naald en vloeistof zijn beide dun. Deze spuiten doen gelukkig geen zeer.
Donderdag 3 februari
Voordat ik naar mijn atletiektraining ga, moet ik eerst de dagelijkse hoeveelheid hormonen toedienen. Mijn SM-partner is nog niet thuis. Op hoop van zegen injecteer ik mezelf in mijn buik. Het prikken doet zeer, maar ik ben er trots op dat ik dit nu ook zelf kan. Ben ik weer een stukje onafhankelijker.
Dinsdag 8 februari
Vandaag wordt in het ziekenhuis bekeken via een vaginale echo of mijn eierstokken mooi rustig zijn. In het besneeuwde landschap van de echo zie ik hoegenaamd niets, maar de arts vindt dat het er prima uitziet. Ik krijg toestemming om, drie dagen nadat ik ongesteld ben geworden, te beginnen met de stimulatiehormonen.
Vrijdag 11 februari
Vandaag ben ik ongesteld geworden. Voor de verandering ben ik er blij mee. Over twee dagen starten we met de hormoonstimulatie. De toediening van het hypofyse-hormoon moet gewoon worden gecontinueerd.
Zondag 13 februari
’s Ochtends injecteert de-man-over-wie-ik-niet-schrijf één van de twee soorten stimulatiehormoon. Ik krijg twee ampullen per keer toegediend. De vloeistof is dik en daardoor is de injectie niet pijnloos. Ik voel de vloeistof langzaam mijn lijf in komen.
’s Avonds krijg ik de tweede dosis hormonen van die dag. Ik geef mezelf de weinig pijnlijke hypofyse-injectie en de andere injectie is opnieuw met de stimulatiehormonen. Deze keer is het echt vervelend. De vloeistof voel ik mijn huid binnendringen.
Drie injecties per dag. Het is te doen, maar toch vind ik het veel.
Om acht uur in de ochtend laat ik bloedprikken in het ziekenhuis. Later die dag ontvang ik een telefoontje met de uitslag van het bloedonderzoek. Ik reageer sterk op de hormonen en hoef daarom de ochtendinjectie niet langer te hebben. Ik verbaas me hierover; ik heb dit hormoon pas drie dagen gehad. Maar aan de andere kant reageerde ik bij de eerdere hormoonbehandelingen soms ook sterk. Misschien is dat nu weer het geval.
Ik moet vrijdag 18 februari terugkomen voor een controle-echo en bloedonderzoek.
Vrijdag 18 februari
De hormonen hebben een vervelend neveneffect: ik ben vreselijk labiel. Ik barst om het minste of geringste in huilen uit of ik reageer overdreven agressief. Ik ken mezelf niet. Ik mopper, vit en huil dat het een lieve lust is. Meestal begint het met een mopperpartij die na een tijdje uitmondt in een fikse huilpartij.
‘Wat is er toch aan de hand met me?’, vraag ik me iedere keer vertwijfeld af.
In het ziekenhuis vraag ik de dienstdoende arts of mijn emotionele labiliteit iets met de hormonen te maken kan hebben?
‘Jazeker’, is het korte en duidelijke antwoord. Ze legt uit dat naast de hormooninjecties, ook alle ei-blaasjes hormoon produceren. Ik ben een wandelend hormoon-vat.
Tijdens de echo blijkt dat er ongeveer twaalf ei-blaasjes in ontwikkeling zijn. Ze zijn tien tot elf millimeter groot. De eicelpunctie gebeurt als ze ongeveer 20 millimeter in doorsnee zijn. Ik reken uit dat met dit groeitempo de punctie waarschijnlijk aanstaande dinsdag zal plaatsvinden.
Zondag 20 februari
Samen gaan we naar het ziekenhuis. De ei-blaasjes zijn nu twaalf millimeter. Dat valt me tegen, ik had gedacht en gehoopt dat het harder zou gaan.
’s Avonds krijgen we voor het eerst ruzie over het spuiten.
‘Je doet het niet goed, het duurt allemaal veel te lang’, snauw ik. Waarna de-man-over-wie-ik-niet-schrijf verontwaardigd op de bank gaat zitten. Onze buurman die vaak bij ons Studio Sport komt kijken en dat nu ook heeft gedaan, vertrekt stilletjes, ondertussen mompelend dat hij nodig iets moet gaan doen.
Ik schaam me voor mijn gedrag maar zie ondertussen flink op tegen de injectie. De prikken doen zeer. Er is al zo vaak geprikt in de ‘boven-kwadranten’ van mijn billen dat ze beurs zijn.
Ik bied mijn excuses aan, de-man-over-wie-ik-niet-schrijf zegt het wel te begrijpen en gaat aan de slag.
Ik zie er nog steeds tegen op, maar natuurlijk valt het mee. Even kiezen op elkaar en we hebben het weer gehad.
Dinsdag 22 februari
De ei-blaasjes zijn weer wat groter, ze zijn nu zo’n vijftien millimeter. Het ziet ernaar uit dat de punctie er aan gaat komen.
Later op de dag worden we gebeld, we moeten ’s nachts, om kwart over één precies, twee ampullen ovulatie stimulerend hormoon spuiten. Andere hormonen zijn niet meer nodig.
Donderdagmorgen moeten we om half twaalf in het ziekenhuis zijn voor de eicelpunctie.
Eicelpunctie
Vrijwel zonder zenuwen zit ik die ochtend in het ziekenhuis te wachten op wat er gaat komen. Ik weet dat de punctie niet pijnloos is, maar toch denk ik niet zozeer aan de pijn die me te wachten staat als wel aan het aantal eitjes dat er zal worden geoogst. Ik duim ervoor dát er eitjes zullen zijn. Het lijkt me vreselijk als al die hormonentroep voor niets is gespoten.
We zijn snel aan de beurt. We kunnen alles wat ze van binnen gaan doen volgen op een groot echoscherm dat links van me staat. De-man-over-wie-ik-niet-schrijf staat rechts van me en pakt mijn hand vast.
De arts geeft een plaatselijke vaginale verdoving. Het is een rotgevoel. Vervolgens maakt ze samen met een verpleegkundige een hele stellage klaar waarmee de eicellen worden aangeprikt en weggezogen.
De verdoving doet zijn werk en het echte werk begint.
Ik lig rustig, krijg een hoestinstructie en op het moment dat ik mijn buikspieren span, drukt de arts een lange naald door mijn vaginawand. De naald gaat rechtstreeks naar mijn eierstokken. Op het echoscherm zien we wat er gebeurt.
Het aanprikken van de eicelblaasjes is pijnlijk, ‘maar ach’, denk ik ‘er zijn ergere dingen op de wereld’.
Na verloop van tijd zwaait de arts een reageerbuis vol vocht in de lucht heen en weer: ‘Hier zitten ze in’.
Een laborante komt de reageerbuis ophalen. De punctie is nog lang niet klaar. In totaal worden vijf reageerbuizen afgevoerd naar het laboratorium.
Terwijl ik me op een brancard hijs om uit te rusten, horen we dat er tien eicellen zijn gevonden. ‘Maar’, zegt de verpleegkundige, ‘ze zijn de tel een beetje kwijt’.
In de rustruimte word ik draaierig en krijg een enorme, helse buikpijn. Buiten zie ik konijnen op het gras. Ze worden langzaam vaalwit van kleur.
‘Het gaat niet goed met me’, kreun ik.
De-man-over-wie-ik-niet-schrijf schrikt van mijn lijkbleke kleur en roept de arts erbij. Die schrikt ook. Opeens is er allerlei activiteit om me heen. Mijn bloeddruk wordt gemeten. Die blijkt angstwekkend laag te zijn. Ik ben, door de pijn, in een shocktoestand geraakt. Het gordijn gaat dicht terwijl ze met me bezig zijn. De woorden ‘bloeddruk, infuus, pijnstillers’ dringen uit de verte tot me door.
Ik voel dat er in mijn arm gerotzooid wordt. Moeizaam draai ik mijn hoofd en zie dat de arts probeert een ader te vinden voor een infuus. Ze moppert tegen de verpleegkundige. Ik ken haar al lang, deze dokter, maar ik heb haar nog nooit gespannen gezien. Nu is ze rood aangelopen. Iedereen kijkt bezorgd maar de-man-over-wie-ik-niet-schrijf spant de kroon. Hij ziet er moe en hulpeloos uit.
Ik denk stilletjes dat IVF misschien wel kunstmatig is, maar dat het absoluut niet liefdeloos is.
Na een eindeloos lijkende periode zit de infuusnaald in mijn arm. Ik heb er weinig van gemerkt, de pijn in mijn buik is zo overweldigend dat ik wel tien infuusnaalden tegelijk zou kunnen verdragen.
Als de pijnstillers beginnen te werken, horen we dat er maar liefst 24 eicellen zijn gevonden. Ik voel me, ondanks de pijn, tevreden. Mijn aandeel is goed gegaan.
Nu de-man-over-wie-ik-niet-schrijf nog.
Anderhalf uur na de punctie moet hij weg om, zoals ze het in ziekenhuisjargon noemen, ‘zaad te produceren’. Ik zie dat hij zenuwachtig is. Na korte tijd komt hij terug. ‘Fluitje van een cent’, roept hij direct bij binnenkomst.
Over een half uur horen we of er voldoende spermacellen zijn gevonden.
De kwaliteit van het zaad blijkt deze keer zelfs redelijk te zijn. Er hoeft niet een tweede ‘productie’ te komen. Een geluk bij een ongeluk.
Meestal mag je twee uur na een punctie naar huis, maar ik lig in totaal vijf uur in de rustruimte. Mijn bloeddruk herstelt langzaam. Als alles weer stabiel is, mogen we naar huis. Ik kan niet lopen en moet in een rolstoel naar de auto worden vervoerd. Ik krijg het advies enkele dagen in bed te blijven.
We hebben een recept meegekregen voor een medicijn dat het baarmoederslijmvlies moet optimaliseren. Het moet vaginaal worden toegediend. De arts waarschuwt dat het een kledderzooi kan worden. Wel ja, nog meer ongemak: ‘Toe maar, dat kan er ook nog wel bij’.
Embryotransfer
Om tien over negen worden we uit bed gebeld door het ziekenhuis. Er zijn vier embryo’s ontstaan. De-man-over-wie-ik-niet-schrijf is in eerste instantie teleurgesteld. ‘Heb jij zo je best gedaan met 24 eicellen en dan zijn er maar zo weinig embryo’s’. Hij neemt het zichzelf kwalijk.
Na enige tijd komt de relativering. Vier embryo’s is tenslotte veel te veel. Er worden er hooguit twee teruggeplaatst.
Precies 48 uur na de punctie ben ik aan de beurt voor de embryotransfer. Ik krijg een vier- en vijfcellig embryo teruggeplaatst. De andere twee embryo’s, twee- en driecellig, worden vernietigd, ze zijn niet goed genoeg om te worden ingevroren.
Voordat ik weg mag moet de spuit waar de goede embryo’s in zaten onder de microscoop, dat is de enige manier om te checken of ze nu echt zitten waar ze moeten zitten.
Met mijn kostbare lading loop ik voorzichtig naar de auto. Mijn buik doet nog steeds veel pijn. Ik hoop maar dat de buikpijn het innestelingsproces niet in de weg staat.
Afwachten
Dinsdag 1 maart
Ik heb me ziek gemeld en ben het bed nog nauwelijks uit geweest omdat ik veel pijn in mijn buik heb. Bewegen gaat met veel narigheid gepaard. Ik heb de IVF-poli gebeld en heb voor vandaag een controle-onderzoek. Misschien zijn mijn eierstokken over-gestimuleerd.
Tijdens het onderzoek blijken mijn eierstokken vergroot te zijn. Dat doet pijn, maar meer pijn nog doet het vocht dat de arts in mijn buikholte ontdekt. Ik heb waarschijnlijk vlak na de punctie een inwendige bloeding gehad. Het vocht komt bij iedere beweging langs het buikvlies en dat veroorzaakt de hevige pijn.
Voor de behandeling maakt het niets uit, zegt de echo-arts. Ik heb er eerlijk gezegd niet al te veel vertrouwen in.
Zondag 6 maart
Hoewel het absoluut absurd is om daar nu al mee bezig te zijn, vind ik het vanaf vandaag al spannend iedere keer dat ik naar de wc moet. ‘Zou ik ongesteld zijn geworden?’, vraag ik me steeds af. Belachelijk. De spannende dagen zijn pas vanaf ongeveer woensdag.
Woensdag 9 maart
Mijn moeder komt vandaag op bezoek. Ze leeft niet alleen mee, ze zorgt er ook voor dat ik als een klein kind verwend wordt. Heerlijk.
De spanning stijgt. Ik word 80 keer per dag ongesteld. Lijken mijn borsten nu meer gespannen dan normaal of is dat inbeelding?
Vrijdag 11 maart
Mijn ongesteldheid kondigt zich nog steeds tientallen keren aan, maar bij ieder wc-bezoek blijkt het loos alarm te zijn. Ik ben óp van de zenuwen.
Zondag 13 maart
Als ik morgen nog niet ongesteld ben, mogen we naar het ziekenhuis voor een zwangerschapstest. De vaginale kledder-hormonen die ik gebruik kunnen er echter voor zorgen dat je ongesteldheid wegblijft, zonder dat er een zwangerschap is opgetreden.
De-man-over-wie-ik-niet-schrijf kan helaas maandag niet mee naar het ziekenhuis door zijn werk. We besluiten om de spanning nog maar een dagje extra te verlengen. Ik vind het leuker om met zijn tweeën die test te doen.
Zwanger of niet?
Dinsdag 15 maart
Om half tien zijn we in het ziekenhuis voor de test. Binnen anderhalve minuut weten we de uitslag: POSITIEF!!! Ik ben zwanger! We horen bij de 30 procent mazzelaars.
We lachen en zeggen rare dingen tegen elkaar en tegen de laborante die de test deed. Als ze weg is om koffie voor ons te halen, komen de tranen. Alle twee huilen we. Van opluchting , van blijdschap en ongetwijfeld ook van alle spanning.
Thuis bellen we vaders en moeders, broers en zussen, vrienden en vriendinnen; iedereen is blij. Deze dinsdag is een hele speciale feestdag. Ik ga de stad in om super-kleine Nikes te kopen, de eerste schoenen waar mijn kind op zal lopen moeten beslist hardloopschoenen zijn!
Zondag 3 april
Ik ben enorm moe, mijn borsten zijn gespannen, maar ik ben zo langzamerhand gewend aan het idee dat ik zwanger ben. Tot ik ineens buikkramp en een bloeding krijg.
‘O nee, geen miskraam, laat me alsjeblieft geen miskraam krijgen’. De 30 procent kans op een miskraam dringt zich mijn bewustzijn binnen.
We bellen de IVF-poli, morgen mogen we langskomen voor een extra controle.
Maandag 4 april
Op Tweede Paasdag zijn we vroeg aanwezig voor de controle-echo. Het bloeden is na een tijdje vanzelf gestopt en ik heb geen buikkrampen meer.
Als we hand in hand door de gang van het ziekenhuis lopen heb ik opnieuw een erop-of-eronder-gevoel.
De echo is heel duidelijk: er zijn twee embryo’s zichtbaar.
Een TWEELING?
We zien twee speldenknopjes in een razend tempo aan en uit flikkeren: de hartjes doen het al. We krijgen een heuse tweeling en ze doen het allebei uitstekend. De arts feliciteert ons. We zijn super opgelucht en onbeschrijfelijk blij.
We horen zowaar tot de vier procent supermazzelaars die een IVF-tweeling krijgt. De volgende dag koop ik een tweede paar piepkleine Nikes.
Het grote verheugen kan beginnen!
Zoon en dochter
Woensdag 19 oktober 1994
Op woensdag 19 oktober, vandaag precies 22 jaar geleden, kwamen ze ter wereld: onze zoon Ids en dochter Wiki.
Ze zijn een maand te vroeg geboren na een zwangerschap die op het laatst heel spannend was. Een van de twee zou heel klein zijn maar hoe klein was onduidelijk. Toen ze eruit waren, bleek de oudste, Ids, 2760 gram te zijn. Zijn kleine zusje kwam twaalf minuten later, zij woog maar 1715 gram.
Het was gelukkig snel duidelijk dat ze kerngezond waren. Het zou een kwestie zijn van goed drinken en ze zouden vanzelf groter groeien.
Woensdag 19 oktober 2016
We hebben er de afgelopen 22 jaar alleen wat eten, regelmatig drinken en grenzeloos veel liefde in gestopt en kijk hoe het nu met ze gaat: het zijn twee prachtige jonge mensen geworden.
Twee mensen die beide heel graag sporten, rara, hoe zou dat nou komen…
Lieve Ids en Wiki, ik wens jullie een heel mooi en liefdevol leven toe!
19 oktober 2016
PS:
Ik schreef dit dagboek tijdens de eenjarige opleiding ‘Journalistiek voor Academici’ voor het vak ‘langere verhalen’. Ik volgde deze opleiding toen de IVF-behandeling plaatsvond. De docent vond het niet journalistiek genoeg, maar omdat zijn vrouw moest huilen toen ze het ’s avonds in bed las, gaf hij me er toch een 7,5 voor.
2e PS:
De IVF-behandeling die ik beschrijf is er één van bijna 23 jaar geleden. Het lijkt me logisch dat deze behandelingen vandaag de dag anders verlopen.
3e PS:
Dit jaar wilden de kinderen ‘geld’ als cadeau, studenten zitten altijd krap natuurlijk. Het leek me een leuke verrassing om hun ontstaansgeschiedenis erbij te ‘geven’.
Mooi verwoord Rita. Met een prachtig resultaat. Ze mogen er zijn: Ids en Wiki!
Pingback: Bruidstaart op je 60e - runningrita bruidstaart op je 60e