Voor de Lidl
Op de parkeerplaats voor de ‘Lidl lohnt sich’ in Simmern wacht ik op de-man-over-wie-ik-niet-schrijf omdat hij boodschappen doet en ik in de schaduw onze leenfietsen bewaak die geen slot hebben.
Beige man
Het lijkt alsof ik de aanbiedingen bekijk die zijn aangeplakt in een speciaal daarvoor opgehangen glazen kastje. Naast mij komt een oude, beige man staan. Hij begint iets te zeggen over een van de aanbiedingen en uit mijn reactie maakt hij op dat ik een Ausländerin ben.
‘Ah, Sie sind Holländerin, nichtwahr?’
‘Ja, das bin ich.’
Mijn drie jaar middelbare-school-Duits komt nog goed van pas.
‘Meine Schwiegertochter wohnt auch in Holland, Sie wohnt in Meppel. Vielleicht könnt euch sich gegenseitig?’
Voor buitenlanders is Nederland zo groot als een ansichtkaart, dus wij moeten elkaar vast en zeker allemaal kennen.
‘Leider war ich in mein ganzes Leben nur einmal in Meppel’, zeg ik, grotendeels naar waarheid. Ik mis er niks aan, dat ik pas een keer in Meppel was, dus ‘leider’ is nogal overdreven, maar je wilt niet meteen ein züfallige, sanfter Herr für seinen Kopf stoßen.
Seinen Kopf neem ik onderwijl steels onder de loep. Hij heeft een mond waarin nogal wat mankeert. Zo te zien heeft hij alle tanden nog, maar het zijn stuk voor stuk stompjes die tamelijk willekeurig zijn afgebroken. Het is opmerkelijk hoe mijn blik zich vastnagelt aan wat onvolkomen is. Ik kan naar niets anders kijken dan naar de ruïne van wat ooit een heel gebit is geweest.